e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ketsingen

Overzicht

Gevonden: 926
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de stortkar doen achteroverslaan opslaan: opsløn (Ketsingen) De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88] I-13
dekken rijden: rai̯ǝ (Ketsingen) Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] I-12
deur deur: dø̄r (Ketsingen) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
diarree (de/het) schijt hebben: dǝ šai̯t hø̜bǝ (Ketsingen) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] I-11
dikke boterham kant: ənə kánt (Ketsingen) Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke snee brood dikke snee: dikə snī (Ketsingen) Een dikke snee (haacht, hawiejk, wiejk, pil, stuut, hiejs?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke want dikke want: dīkə wantə (Ketsingen) wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)] III-1-3
dikke wollen sjaal wollen sjerp: wøͅlə šøͅrəp (Ketsingen) das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)] III-1-3
dikke, warme mantel mantel: mántəl (Ketsingen) damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)] III-1-3
dissel disselboom: disǝlbǫu̯m (Ketsingen) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13