33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kjɛln (Q176a Ketsingen)
|
[RND 08]
I-7
|
33032 |
platliggen van graan |
is daal:
es dǭǝl (Q176a Ketsingen),
is legerachtig:
es lē̜gǝrē̜tex (Q176a Ketsingen),
ligt plat:
lek plat (Q176a Ketsingen)
|
Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.]
I-4
|
25179 |
plensbui, zware bui |
schoer:
šūr (Q176a Ketsingen)
|
zware plensbui [zeng, schoer, sjoel, goersj] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
32688 |
ploegslede, egslede |
slooi:
sloi̯ (Q176a Ketsingen),
slooitje:
sloi̯kǝ (Q176a Ketsingen)
|
Dit lemma bevat de benamingen voor zowel het wagentje, de slede of een combinatie van beide, waarop men de ploeg en/of de eg naar het land vervoerde, als de kleine slede of het wielenstel c.q. het wieltje dat men onder de ploegzool van een karploeg, zoals de latere wentelploeg (wentelploeg), aanbracht om deze over de weg te kunnen verplaatsen. [N 11, 77a + b; N 11A, 101a + b; N 18, 144; N J, 9; JG 1a + 1b + 1d + 2c; JG 2a-1, 5; monogr.]
I-1
|
18544 |
pofbroek |
smokkelbroek:
smukəlbruk (Q176a Ketsingen)
|
plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21078 |
poffen |
op pof kopen:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de o staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!
oͅp puf kou̯pə (Q176a Ketsingen),
poffen:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de u staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!
pufə (Q176a Ketsingen)
|
afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20762 |
poffertje |
choux (?):
də šu (Q176a Ketsingen)
|
Poffertje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅtløͅpəl (Q176a Ketsingen),
soeplepel:
soͅpløͅpəl (Q176a Ketsingen)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21536 |
ponder |
pondel:
bij het wegen van lichte lasten (vodden enz)
pøͅnəl (Q176a Ketsingen)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
19957 |
poort |
poort:
puǫt (Q176a Ketsingen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|