34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lam, lam:
lym, lym (Q176a Ketsingen)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lam, lam:
lym, lym (Q176a Ketsingen)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21652 |
roeper |
oproeper:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de # staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!
oͅprupər (Q176a Ketsingen)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (Q176a Ketsingen)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
lam, lam:
lym, lym (Q176a Ketsingen)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
lam, lam:
lym, lym (Q176a Ketsingen)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
34217 |
roepwoord voor de stier |
kom max kom:
kǫm maks kǫm (Q176a Ketsingen)
|
[N 3A, 13]
I-11
|
32976 |
rogge |
koren:
kuǫ.n (Q176a Ketsingen)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
pompernikkel:
(ook gebruikt in pomp. krijgen = slagen krijgen).
poͅmpərnikəl (Q176a Ketsingen)
|
Kent uw dialect het woord pompernikkel = bepaald soort roggebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
jupe (fr.):
jaup (Q176a Ketsingen)
|
vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|