32739 |
keerstrook, wendakker |
voorling:
vø̄.rleŋ (L369p Kinrooi)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19664 |
kelder |
kelder:
kaldər (L369p Kinrooi),
ke̞ͅldər (L369p Kinrooi)
|
kelder [RND], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
21283 |
kerel |
kerel:
kɛ.rəl (L369p Kinrooi)
|
kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
draaien:
drɛi̯ǝ (L369p Kinrooi)
|
Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.]
I-1
|
23214 |
kerk |
kerk:
hēͅ wās tə vr"x eͅn də keͅrk (L369p Kinrooi)
|
te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)]
III-3-3
|
24182 |
kerkuil |
kerkuil:
kirky(3)̄l (L369p Kinrooi)
|
uil: kerkuil (34 gespikkeld oranje boven, wittig onder; hartvormig gezicht; broedt boven in grote schuren en torens; roep [chchchchchchch] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22462 |
kermisgeld |
kermisgeld:
kèrmisgeldj (L369p Kinrooi)
|
een geschenk dat gegeven werd bij de kermis [kermis, fooi] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20703 |
kersenpannenkoek |
kersenkoek:
Syst. Frings (?)
kēsəkōu̯k (L369p Kinrooi),
Syst. Veldeke
keesekook (L369p Kinrooi)
|
Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kēəsməs (L369p Kinrooi)
|
Kerstmis. [ZND m]
III-3-3
|
22457 |
ketelmuziek |
ketelmuziek:
ketelmuziek (L369p Kinrooi)
|
het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt] [N 112 (2006)]
III-3-2
|