e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrammen geschard: gesjardj (Kinrooi), geschraald: gesjruldj (Kinrooi), geschrouwseld: gesjroutseldj (Kinrooi), scharren: gesjardj (Kinrooi), sjarə (Kinrooi), schralen: gesjruldj (Kinrooi), schram: sjraom (Kinrooi), schrouwselen: gesjroutseldj (Kinrooi) Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab, krets). [N 107 (2001)] || Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, (s)krassen, krabbe(le)n). [N 107 (2001)] III-1-2
schreeuwen kweken: kwēkǝ (Kinrooi), schreeuwen: šrīǝvǝ (Kinrooi), šrīǝwǝ (Kinrooi) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] I-12
schrijven schrijven: sjrieve (Kinrooi) Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)] III-3-1
schrijvertje schrijvertje: sjrieverke (Kinrooi) schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)] III-4-2
schrikachtig (een) schouwe: šūǝ (Kinrooi) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrobbezem schrobber: sjrubber (Kinrooi), schrobbezem: šrou̯p˂bēͅsəm (Kinrooi), schrobborstel: sjrôbbeustel (Kinrooi, ... ) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag gatenzeegje: gātǝzē̜xskǝ (Kinrooi) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroeien schrillen: šr‧ølə (Kinrooi), snerken: snørəkə (Kinrooi) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || schroeien, zengen (branden zonder vlam; van stof) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
schudden met de riek schudden: šø̜dǝ (Kinrooi) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schuier klederborstel: kleͅi̯ərbø&#x0304stəl (Kinrooi) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1