e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaandel vlag: vlag (Kinrooi) de aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan] [N 112 (2006)] III-3-2
vaars rind: rɛntj (Kinrooi), vaars: vē̜s (Kinrooi), vɛ̄ǝs (Kinrooi) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelplag: šōtəlplag (Kinrooi), schotelvod: vatendoek  šōtəlvot (Kinrooi) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
vagina, geslachtsorgaan van de merrie schede: šęi̯ (Kinrooi), vazel: vāzǝl (Kinrooi) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
vak van een kast vak: v‧ak (Kinrooi) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1
vallen vallen: valə (Kinrooi), [~an]  vallen (Kinrooi) vallen [ZND m] III-1-2
vals spel foetelen: foetele (Kinrooi) oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij] [N 112 (2006)] III-3-2
vals spelen foetelen: foetele (Kinrooi) vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)] III-3-2
valsspeler foetelaar: foetelaer (Kinrooi), foetelieër (Kinrooi) iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)] III-3-2
van de leg afraken van de leg zijn: van dǝ lęq zēn (Kinrooi) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12