17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenkelek (L369p Kinrooi),
sukkelachtig:
sukkelechtig (L369p Kinrooi)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospetaal (L369p Kinrooi),
tospetaal (L369p Kinrooi)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
die zeekjde smejt (L369p Kinrooi)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
zien:
zēn (L369p Kinrooi)
|
zien [RND]
III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
zij:
zēͅi̯ (L369p Kinrooi)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
34580 |
zijladder |
leiers:
lęi̯.ǝrǝ (L369p Kinrooi)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lęi̯ǝrs (L369p Kinrooi)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
snoeve (L369p Kinrooi)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
27824 |
zijwand |
bred:
brēt (L369p Kinrooi),
bredden:
brēi̯ǝr (L369p Kinrooi),
brēǝr (L369p Kinrooi),
karplanken:
kɛrplɛŋk (L369p Kinrooi),
planken (mv.):
plɛ.ŋkǝ (L369p Kinrooi),
zijbred:
zibrēǝt (L369p Kinrooi),
zijplanken:
ziplɛ.ŋk (L369p Kinrooi)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
21624 |
zilvergeld |
zilvergeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
zeͅlvərgeͅltʔ (L369p Kinrooi)
|
zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|