e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

Gevonden: 2913
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cent hollandse cent: ps. omgespeld volgens Frings.  (h)olanse seͅnt (Kinrooi) cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)] III-3-1
centerboor centerboor: centerboor (Kinrooi) Boorijzer voor hout waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt die de boor leidt. Aan de ene zijde van deze punt bevindt zich een voorsnijder die het te boren gat afschrijft en uitsnijdt en aan de andere zijde een soort gutsje dat het hout binnen de afgeschreven omtrek uitschaaft. Vgl. afb. 74c. Zie ook het lemma ɛcenterboor, schijfboorɛ in Wld II.11, pag. 77-78. Het betreft daar een vergelijkbaar type boor dat gebruikt wordt om grote cirkelvormige gaten in metaal(plaat) aan te brengen.' [N 53, 163a; N G, 31d; monogr.] II-12
centiem cent: seͅnt (Kinrooi), halve cent: ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  halve cent (Kinrooi), oortje: ps. omgespeld volgens Frings.  rtjə (Kinrooi), rtʔə (Kinrooi) dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)] || koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
circus cirque (fr.): sirk (Kinrooi) een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel] [N 112 (2006)] III-3-2
communietaart opzet: Syst. Frings (?)  opzet (Kinrooi), Syst. Veldeke  opzèt (Kinrooi), toren: Syst. Veldeke  tore (Kinrooi) Hoog pronkgebak, opgebouwd uit roombolletjes, soesjes, of schuimpjes, met bovenop een suikeren beeldje, speciaal voor communiefeesten (opzat, opzats?) [N 16 (1962)] III-2-3
compartiment compartiment (<fr.): kómpartement (Kinrooi) compartiment [N 102 (1998)] III-3-1
cultivator, extirpator extirpator: ɛkspātǝr (Kinrooi) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) scheeldees: šeɛdēͅzə (Kinrooi), šeͅldēͅs (Kinrooi), scheelhomp: dikke grijze  šərlo.mpə (Kinrooi) daas [ZND B2 (1940sq)] || insect I [Goossens 1b (1960)] || insect II [Goossens 1b (1960)] III-4-2
dak van de mijt kap: kap (Kinrooi) Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Kap kan zowel op het gehele dak of, elders, alleen op de spits van het dak wijzen. In Q 158a wordt uitdrukkelijk aangegeven dat het dak kan uitlopen in een ronde spits ("appel") of in een spitse ("peer"), zie ook het lemma ''spits, kop van de mijt'' (5.1.24) en afbeelding 8. De opgaven die betrekking hebben op het materiaal waarmee gedekt wordt staan in het lemma ''strowalm'' (6.1.25). [N 15, 45b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
dakgoot kandel: kānǝl (Kinrooi) Zie kaart. Horizontaal afvoerkanaal dat onder een dakrand wordt aangebracht om het van het dak stromende regenwater af te voeren, hetzij onmiddellijk via een spuier, hetzij door een in de aardbodem uitmondende gootpijp. Met de term 'Keulse goot' (L 387) wordt een goot aangeduid die niet buiten het muurvlak uitsteekt, maar op de muurplaat rust. In S 11 en L 1 a-m werd in het algemeen gevraagd naar ø̄gootø̄. In dit lemma zijn uit dit materiaal alleen die antwoorden opgenomen, waarbij door de invuller werd vermeld dat het specifiek de benaming voor een dakgoot betrof. [N 64, 148a; N 54, 185a; L 24, 23a; L B1, 159a; R 14, 23j2; monogr.; Vld; div.; S 11; L 1a-m] II-9