17580 |
gekruld haar |
krulhaar:
krol(h)ōur (L369p Kinrooi)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
blauwen:
blauwe (L369p Kinrooi),
centen:
ps. omgespeld volgens Frings.
seͅntə (L369p Kinrooi),
duiten:
duite (L369p Kinrooi),
frankjes:
frengskes (L369p Kinrooi),
geld:
gaeld (L369p Kinrooi),
Algemene opmerking: als spellingssysteem staat Veldeke, maar het is in gewoon schrift geschreven, dus heb ik het letterlijk overgenomen (en dus niet omgespeld).
geldj (L369p Kinrooi),
ps. omgespeld volgens Frings.
geͅltʔ (L369p Kinrooi),
knabben:
knabbe (L369p Kinrooi),
knopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
kn"p (L369p Kinrooi),
kn"əp (L369p Kinrooi),
platen:
ps. omgespeld volgens Frings.
plātə (L369p Kinrooi),
poen:
poën (L369p Kinrooi),
ps. omgespeld volgens Frings.
pūn (L369p Kinrooi),
schijven:
ps. omgespeld volgens Frings.
šy(3)̄və (L369p Kinrooi),
spie:
ps. omgespeld volgens Frings.
spi (L369p Kinrooi)
|
geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24152 |
gele kwikstaart |
akkermannetje:
akərmɛnəkə (L369p Kinrooi),
koewachtertje:
koewachtertje (L369p Kinrooi)
|
gele kwikstaart || kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
lupinen:
lø`pīnǝ (L369p Kinrooi)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
23207 |
geloven |
geloven:
gløjvə (L369p Kinrooi),
gløͅjvə (L369p Kinrooi)
|
Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-3
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gəmēͅkələk (L369p Kinrooi)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondsgek:
vastelovenjdsgek (L369p Kinrooi)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
21465 |
gemeente |
gemeent:
gəmejnt (L369p Kinrooi)
|
gemeente [ZND m]
III-3-1
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
geleg:
[geleg] (L369p Kinrooi)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsstier:
prī.sstīǝr (L369p Kinrooi)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|