23252 |
luiden voor de mis |
luiden:
loewe (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
t loewe (Q111p Klimmen),
half uur
loewe (Q111p Klimmen)
|
De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23474 |
luiden voor een begrafenis |
doodsklokken:
doeëdsklokke (Q111p Klimmen),
doodsklokken luiden:
doodsklokkeloewe (Q111p Klimmen)
|
Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20478 |
luier |
doek:
dook (Q111p Klimmen),
Vroeger kende men de luier niet; men gebruikte hier "der wingel".
dook (Q111p Klimmen),
kinderdoek:
kingerdook (Q111p Klimmen),
Vroeger kende men de luier niet; men gebruikte hier "der wingel".
kinger-dook (Q111p Klimmen),
windel:
wingel (Q111p Klimmen),
Vroeger kende men de luier niet; men gebruikte hier "der wingel".
<wingel> (Q111p Klimmen)
|
luier [SGV (1914)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
18919 |
luieren |
vuiloren:
voeloeëre (Q111p Klimmen)
|
zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20281 |
luiermand |
kindskorf:
kenškø̜rǝf (Q111p Klimmen),
#NAME?
kinsjkörf (Q111p Klimmen)
|
mand; Welke verschillende namen voor verschillende manden kent uw dialect verder nog? geeft u een zo volledig mogelijke opsomming, zonodig met afbeldingen en toelichting. [N 20 (zj)] || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.]
II-12, III-2-2
|
22146 |
luikjes of valdeurtjes in het binnendeksel van een duivenmand |
klepjes:
de klepkes (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: luikjes en valdeurtjes in het binnendeksel? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19029 |
luilak |
vuiloor:
voeloir, das-te bis (Q111p Klimmen)
|
luilak [~, die je bent] [SGV (1914)]
III-1-4
|
23452 |
luiportaal |
klokhuis:
klokkes (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
t klokkes (Q111p Klimmen),
onder het klokhuis:
onger t klokkes (Q111p Klimmen)
|
De ruimte onder een naast de kerk staande toren. [N 96A (1989)] || Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
løstere (Q111p Klimmen)
|
luisteren [SGV (1914)]
III-1-1
|
22060 |
luizen |
luizen:
luus (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: luizen [N 93 (1983)]
III-3-2
|