e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meerderjarig mondig: mundig (Klimmen, ... ) meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)] || mondig [SGV (1914)] III-2-2
meerscharige ploegen drieschaarder: drii̯šērdǝr (Klimmen) Met een meerscharige ploeg wordt een ploeg bedoeld die uitgerust is met twee, drie of meer scharen en waarmee evenzovele voren tegelijk omgeploegd worden. Over het algemeen - en uit een aantal benamingen blijkt dat ook - gebruikt men deze ploeg voor het oppervlakkig ploegwerk met name voor het omploegen van een stoppelveld. Van de onderstaande woordtypen die met drie- beginnen, vertegenwoordigt het eerste lid tevens dialectvarianten van het type drij. [N 11, 30; N 11A , 75 a-c ; N J, 10; JG 2b-4, 1; monogr.] I-1
meerstemmige mis meerstemmige mis: meerstummige mès (Klimmen), mieërstummige mès (Klimmen), miësjummige mès (Klimmen), muziekmis: meziekmès (Klimmen), muziekmès (Klimmen) Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)] III-3-3
meesondersteuning meesbouw: meesbouw (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Houten ondersteuning bestaande uit twee van een mees voorziene houten stijlen en een halfhout dat als kap wordt gebruikt. [N 95, 320; monogr.] II-5
meester meester: meister (Klimmen), mɛistər (Klimmen) (school)meester [RND] || meester [SGV (1914)] III-3-1
meester-opzichter chefopzichter: šɛf opzextǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Maurits]), vaarstijger: vārštīgǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Op elke verdieping is een chef-opzichter of meester-opzichter aangesteld. Hij voert het bevel over de opzichters. [N 95, 127; monogr.; N 95, add.; Vwo 235] II-5
meesterhouwer hulpstijger: hø̜lpštīgǝr (Klimmen [Domaniale]), meesterhouwer: męjstǝrhøjǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), vaarhouwer: vārhø̜jǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]) Leider van een groepje arbeiders. Hij heeft veelal het toezicht over de nachtdienst. Volgens de informant van Q 15 kon de meesterhouwer toegevoegd worden aan een opzichter in de afdeling. Hij was dan meesterhouwer-hulpopzichter. Ook een vervoersregelaar-telefonist kon een meesterhouwer zijn. Zie ook het lemma Regelaar Vervoer. [N 95, 149a; monogr.; div.] II-5
meetje steken litsen: lietsje (Klimmen, ... ), schramen: sjräöme (Klimmen, ... ) Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)] || Soort spel met centen. III-3-2
meevaller tref: vgl. Sittard Wb. (pag. 431): tref, buitenkansje, toeval.  ⁄nen tref (Klimmen) een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)] III-3-1
mei mei: mei (Klimmen) De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] III-3-2