e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderste handvat (onderste, korte) handhaaf: øŋǝštǝ hantǝf (Klimmen) Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
onderstel poten: pyǝt (Klimmen) Het geheel van drie poten en een blad van een spinnewiel. [N 34, B3] II-7
ondersteunen (een muur) stijpen: štīpǝ (Klimmen), bouwen: buwǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), het dak ondersteunen: ǝt dāk oŋǝrštø̄nǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Zwartberg, Waterschei]), ondervangen: oŋǝrvaŋǝ (Klimmen), schoren: šǭrǝ (Klimmen), stutten: štø̜tǝ (Klimmen), uitbouwen: ūtbuwǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]) Een muur onderschragen met een stut of schoor. Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen het lemma 'Muur'. [N 31, 48a; monogr.] || Houten of metalen ondersteuningen plaatsen. In de mijnen van Waterschei en Winterslag maakt men volgens de invuller uit Q 3 een verschil tussen "kaders zetten" en "stempels en belen bouwen". Met de eerste woordgroep duidt men het ondersteunen in galerijen aan, met de tweede het ondersteunen in pijlers. Het woordtype "apôyeren" wordt met name gebruikt in de mijnen van Beringen, Winterslag, Zolder, Houthalen en Waterschei (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 291; N 95, 321; N 95, 289; N 95, 575; monogr.; Vwo 63; Vwo 151; Vwo 560; Vwo 759; Vwo 808] II-5, II-9
ondersteuning bouw: buw (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Ondersteuningselement voor mijngangen, bestaande uit een raamwerk van twee of meer houten of metalen palen of balken. Het woordtype "kader" is volgens de invuller uit Q 3 van toepassing op een ondersteuning voor een galerij. In een pijler daarentegen worden "stempels" en "belen" gebruikt. [N 95, 317; N 95, 290; monogr.; Vwo 152; Vwo 154; Vwo 164; Vwo 402; Vwo 561; Vwo 761] II-5
ondersteuning, betimmering van een mijngang uitbouw: ūtbuw (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]) Algemene benaming voor de ondersteuningen als geheel van een ondergrondse ruimte. [N 95, 289; monogr.] II-5
ondersteuningen vastslaan aandrijven: ādrīvǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Ondersteuningen vastslaan. Volgens een respondent uit Q 121 was er aan de hand van het al dan niet goede geluid daarbij controle op de sterkte van de stijl mogelijk. Invullers uit Q 121 en Q 121c merken op dat de stijl in zo''n geval bromde. [N 95, 354; monogr.; N 95, 370] II-5
onderstuk van een rijtuig onderstel: onger-sjtel (Klimmen), trein: vgl. Fr. train, 1. trein, spoortrein, spoor; - (...) 4. onderstel (van voertuigen).  trein (Klimmen) het onderstuk van een rijtuig [trein] [N 90 (1982)] III-3-1
ondertroeven ondertroeven: een lagere troef bijleggen wanneer men niet hoeft te bekennen  ongertroeve (Klimmen) Met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden]. [N 88 (1982)] III-3-2
onderwijzer schoolmeester: Opm. v.d. invuller: naast het hoofd van de lagere school, ook in de betekenis van de onderwijzer!  d’r sjoeëlmeister (Klimmen) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1
onderwijzeres juffrouw: juffrouw (Klimmen), onderwijzeres: ’n óngerwiezeres (Klimmen), schooljuffrouw: ’n sjoeëljuffrouw (Klimmen) een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)] III-3-1