e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opereren opereren: operére (Klimmen) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
opgroeiend jong kipje kuiken: kȳkǝ (Klimmen) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophaalmachine ophaalmachine: ophǭlmǝšīn (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), vordermachine: vø̜rdǝrmašln (Klimmen [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vø̜rdǝrmǝšīn (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) De machine waarmee de kooien in de schacht opgehaald en neergelaten worden. [N 95, 81; monogr.] II-5
ophaalmachinist ophaalmachinist: ophǭlmašines (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), vordermachinist: vø̜rdǝrmašines (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) De arbeider die de ophaalmachine bedient. [N 95, 134; monogr.] II-5
ophaken ophangen: ophaŋǝ (Klimmen) De wisboom hoger plaatsen om met de volgende laag te beginnen. [N F, 42] II-9
ophaler nijdentrekker: nɛjǝtrękǝr (Klimmen), trekker: trękǝr (Klimmen) Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b] II-11
ophitsen opstoken: opsjtucke (Klimmen) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk op-hren (< du.): ophuere (Klimmen), uitscheiden: oetsjeie (Klimmen), oetsjeije (Klimmen) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren klaren: klieëre (Klimmen), klaar = helder  klieëre (Klimmen), opklaren: opklieëre (Klimmen, ... ), zich klaren: zich klieëre (Klimmen) klaar worden || opklaren || opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opleidingsgebouw leslokaal: lɛslokāl (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]) Plaats waar men de aankomende mijnwerker in het vak schoolt. Met de afkorting T.W.I. wordt bedoeld "Training Works Instructions". De Bovengrondse Vakschool, de B.V.S., leidde op tot bankwerker en elektricien (Kemp pag. 35). [N 95, 24; N 95, 24 add.] II-5