e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bestendig weer klare lucht: klaor lóch (Klimmen), vast (weer): vas waer (Klimmen) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4
bestialiteit beesterij: biësteriej (Klimmen), mensdier: minschdeer (Klimmen), varkenserij: verrekeseriej (Klimmen) Bestialiteit, geslachtsomgang met wezens van een andere natuur. [N 96D (1989)] III-3-3
betalen afleggen: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  aafléGGe (Klimmen), berappen: berappe (Klimmen), betalen: betààle (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  betale (Klimmen), uit de schoot doen: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ōēt de sjouwt dôôn (Klimmen), uitstrijken: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  oetsjtrieke (Klimmen) Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] III-3-1
beteuterd beteuterd: betueuterd (Klimmen), van streek: va sjtrieëk (Klimmen) beteuterd [SGV (1914)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] III-1-4
beteuterd kijken zich op de naas kijken: zich op de naas kieke (Klimmen) op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] III-1-4
beton beton: bǝtoŋ (Klimmen), bǝtǫn (Klimmen) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9
beton storten aangieten: āgētǝ (Klimmen), beton storten: [beton] štǫrtǝ (Klimmen) De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c] II-9
betonblokkenkoker betonkoker: bǝtoŋkǭkǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), blokkenkoker: blǫkǝkǭkǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Gesloten ondersteuning die is opgebouwd uit betonblokken. Deze ondersteuning wordt gebruikt in steengangen die langere tijd bestaan en op plaatsen waar grote druk wordt verwacht of, volgens de invuller uit Q 33, waar weinig of geen onderhoud mogelijk is of was. Uit de opmerkingen van een respondent uit Q 113 blijkt dat men in de vier Oranje-Nassaumijnen de betonblokkenkoker bij een storing toepaste. [N 95, 341; monogr.; N 95, 342] II-5
betonfundament drukfundering: drø̜kføndēreŋ (Klimmen), steunfundering: štø̄nføndēreŋ (Klimmen) Taps toelopend fundament, vervaardigd van stampbeton. Deze betonsoort wordt laagsgewijs in een bekisting aangebracht en met een stamper verdicht. Zie ook afb. 25b. [N 31, 2b] II-9
betonhouw betonhak: bǝtǫnhak (Klimmen), betonmenger: bǝtǫnmɛŋǝr (Klimmen), menghaak: meŋhǭk (Klimmen) Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.] II-9