e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betonijzer betonijzer: [beton]īzǝr (Klimmen), bewapening: bǝwǭpǝneŋ (Klimmen), vlechtwerk: vlɛxwęrǝk (Klimmen) Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b] II-9
betonmolen betonmolen: [beton]myǝlǝ (Klimmen) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.] II-9
betonzand betonkiezel: bǝtǫnkizǝl (Klimmen), grijze maaszand: grīzǝ mās˲zant (Klimmen) Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48] II-9
betrappen betrappen: betrappe (Klimmen), traperen (<fr.): trappere (Klimmen), trappére (Klimmen) een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) apparence van regen: (Fr. apparence).  apprentsje va raenge (Klimmen), betrekken: betrèkke (Klimmen), de wolken komen: de wauwke komme opzètte (Klimmen), eens worden: de loch wûûrd eins (Klimmen), gaan betrekken: de loch geit betrekke (Klimmen), kans op regen: kans op raege (Klimmen), zich gaan betrekken: de loch geit zich betrèkke (Klimmen) betrekken (lucht) || dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
betten van een wonde baden: bieë (Klimmen) lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)] III-1-2
beugelen beugelen: buegele (Klimmen, ... ) Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)] || Het beugelspel spelen. III-3-2
beugeltas beugeltas: bûûgel-tésj (Klimmen) tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)] III-1-3
beuk beuk: beuk (Klimmen), beukenboom: beukebaom (Klimmen), -  beuke-bouwm (Klimmen) beuk [SGV (1914)] || beuk (een hoge beuk) || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukennootje: -  beuke-neuëtjes (Klimmen) beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3