e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tetveulen zuikveulen: zūkvȳǝlǝ (Klimmen) Veulen dat nog gezoogd wordt. Een tetveulen is ouder dan een zuigeling en kan verkocht worden. [JG 1a, 1b; N 8, 2] I-9
tevreden; tevredenheid content: kòntent zieë (Klimmen) tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] III-1-4
theelepeltje suikerlepel: soekerlèpel (Klimmen), suikerlepeltje: soekerlèpelke (Klimmen), soekkerlaepelke (Klimmen, ... ) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)] III-2-1
theepot theepot: tee-pot (Klimmen), teepot (Klimmen), tieë-pot (Klimmen) pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
theezeefje theezeefje: tee-zeefke (Klimmen) zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
thuis heem: heim (Klimmen) thuis [SGV (1914)] III-2-1
tichelen brikken bakken: brekǝ bakǝ (Klimmen) Stenen bakken in veldovens. [N 98, 112; monogr.] II-8
tien, oude maat voor kolen tien: 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  tien (Klimmen) tien, oude kolenmaat [N 91 (1982)] III-4-4
tien-guldenstuk gouden tientje: ’n gauwwe Tieëntje (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  e gouwe tieëntje (Klimmen) tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
tiend de halve schoor: Opm. dit kan bijvoorbeeld de helft van de opbrengst zijn, zo genoemd!  de hawf sjaor (Klimmen), schat: Opm. (zie laatste pagina): zij, die aangeslagen waren in de belasting en "dr sjat"moesten betalen, hadden stemrecht. Er was een rijks- en een gemeentebelasting (aldus de zegsman).  d’r sjat (Klimmen) tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)] III-3-1