e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
valgordijn, rolgordijn valgordijn: valgordien (Klimmen) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
valhoedje kinderhoedje: kingerheudje (Klimmen), loophoedje: loupheudje (Klimmen), valhoedje: valheudje (Klimmen) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
vallen vallen: valle (Klimmen) vallen [SGV (1914)] III-1-2
vallende tand terugvallende tand: tryk˲valǝndǝ tant (Klimmen) k˲valǝndǝ tsa [N 31, 28a; monogr.] II-9
vals vals: valsj (Klimmen) valsch [SGV (1914)] III-1-4
vals spel foetel: foetel (Klimmen) Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals spelen foetelen: foetele (Klimmen, ... ) Vals spelen, oneerlijk handelen. || Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
valsspeler foetelaar: foetelaer (Klimmen) Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
van boven naar beneden kool delven van bovenaf werken: va bǭvǝnāf werkǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) Doorgaans geeft men de voorkeur aan het werken van onder naar boven in een koollaag, omdat dan o.a. het scheppen van de kolen het gemakkelijkst is. Alleen wanneer men daardoor gunstiger ten opzichte van de splijtvlakken komt te zitten of wanneer de helling van de koollaag groter is dan 25 graden, zal men in dalende richting of van boven naar beneden werken (Driessen pag. 158). Dit gebeurt ook, volgens de informant van Q 113, als de laag zeer dik is. [N 95, 520] II-5
van de duivel bezeten met de duivel bezeten: mit der duvel bezaete (Klimmen), van de duivel bezeten: van der duuvel bezeete (Klimmen), van dr duvel bezète (Klimmen) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3