e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verdenking verdenking: verdinking (Klimmen) het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] III-3-1
verdienen verdienen: geld verdéne (Klimmen) geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)] III-3-1
verdieping stock (d.): sjtòk (Klimmen), verdieping: verdeeping (Klimmen), verdéping (Klimmen), vǝrdēpeŋ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), zool: zǭl (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Willem-Sophia]) De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)] || Indien men met de schacht(en) tot een bepaalde diepte in het carboongesteente is doorgedrongen, wordt vanuit de schacht een aantal nagenoeg horizontale gangen gedreven. Door deze gangen worden de koollagen in het mijnveld ontsloten. Het uiteindelijke netwerk van deze gangen vormt de verdieping. Een invuller uit Q 121 maakt voor de Domaniale mijn een onderscheid tussen een verdieping bij een hoofdschacht en een verdieping bij een tussenschacht. De eerstgenoemde verdieping noemt hij een "zool" terwijl de verdieping van een tussenschacht volgens hem als een "gesetz" wordt betiteld. De zegsman uit L 286 merkt voor de mijn in Eisden op dat men daar de verdiepingen voorziet van een nummer, bijvoorbeeld "zeshonderd". [N 95, 381; N 95, 174; monogr.] II-5, III-2-1
verdiept werk terugliggende voeg: trykliqǝndǝ vōx (Klimmen) Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.] II-9
verdord dor: Veldeke  dor (Klimmen), ± WLD  dòr (Klimmen), uitgedroogd: #NAME?  ōētgedrūūg (Klimmen), verdord: Veldeke  verdord (Klimmen), verwelkt: ± WLD  verwaekeld (Klimmen) Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)] III-4-3
verdriet; verdriet doen leed: leid (Klimmen), pijn: pien (Klimmen), smart: sjmart (Klimmen), verdriet: verdreet (Klimmen, ... ) een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)] III-1-4
verdrogen verzijen: vǝrzii̯ǝ (Klimmen) Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a] I-11
verduisteren beklauwen: beklawwe (Klimmen), jatten: jatte (Klimmen), tikken: tikke (Klimmen) ontvangen geld stiekem achterhouden [seminariën, taken] [N 90 (1982)] III-3-1
verdwenen eweg: e-weg (Klimmen), vort: voert (Klimmen) Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)] III-1-2
vereniging die de processiepaaltjes plaatst buurt: buurt (Klimmen), jonkheid: de Jònkheid (Klimmen) De vereniging of groep die de dag voor de processie de paaltjes (met de processievaantjes) en de rustaltaren plaatst. [N 96C (1989)] III-3-3