33811 |
vos, vospaard |
voes:
vus (Q111p Klimmen)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
23508 |
votiefmis |
gestichte mis:
gesjtichte mès (Q111p Klimmen),
gesjtichte mès (sjtichting) (Q111p Klimmen)
|
Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18279 |
vouw |
vouw:
vaw (Q111p Klimmen),
vawwe (Q111p Klimmen)
|
vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
17923 |
vouwen |
vouwen:
vawwe (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
vouwen (mv) [SGV (1914)] || vouwen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|
21149 |
vrachtwagen |
vrachtauto:
’ne vrachauto (Q111p Klimmen),
vrachtwagen:
vrachwage (Q111p Klimmen)
|
een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21397 |
vragen |
vragen:
vroage (Q111p Klimmen)
|
vragen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33693 |
vredewis |
vrijwis:
vriǝweš (Q111p Klimmen)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemde man:
eine vrême man (Q111p Klimmen),
vreemde, een ~:
vreeme (Q111p Klimmen),
vrêême (Q111p Klimmen)
|
Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)] || vreemde [een ~ man] [SGV (1914)]
III-3-1
|
22133 |
vreemde duif die op het hok komt |
vreemde, een ~:
’ne vraeme (Q111p Klimmen)
|
een vreemde duif die op het hok komt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32943 |
vregelpaal |
treuil (fr.):
trø̜̄l (Q111p Klimmen)
|
In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.]
I-3
|