e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7824
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
carnavalsoptocht vastelavondsoptocht: vastelaovesoptoch (Klimmen) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
castagnetten castagnetten: kastenjette (Klimmen) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2
castreren knippen: knepǝ (Klimmen), snijden: šnii̯ǝ (Klimmen, ... ) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11, I-9
catechismus christenleer: de kristelieër (Klimmen), der kristelier (Klimmen), der kristeliër (Klimmen) De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)] III-3-3
catechismusboekje christenleer: der kristeliër (Klimmen), dr kristelieër (Klimmen), kristelier (Klimmen) Het boekje [kategèssemes, kategèsm, katejismes]. [N 96D (1989)] III-3-3
catechismusles christenleer: de kristelieër (Klimmen), christenleerles: kristelierles (Klimmen) Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)] III-3-3
cavalier cavalier (fr.): Cavelier (Klimmen) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1
cel cel: cel (Klimmen) Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56] II-6
cement cement: sǝmęnt (Klimmen), enci-cement: enci-cement (Klimmen) Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.] II-9
cementmortel gewone spijs: gǝwōn špīs (Klimmen), metselspijs: mętsǝl[spijs] (Klimmen), spijs: špīs (Klimmen) Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.] II-9