21451 |
cent |
cent:
enne sént (Q111p Klimmen),
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
’ne cent (Q111p Klimmen),
mieter:
Van Dale: I. mieter, eig. klein muntstuk; in de platte uitdr geen mieter, volstrekt niets.
mĭĕter (Q111p Klimmen)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31356 |
center |
centerpunt:
sɛntǝrpønt (Q111p Klimmen)
|
Elk van de twee spitse, kegelvormige middenpunten in de vaste en de losse kop van de draaibank waartussen het werkstuk tijdens het draaien op zijn plaats gehouden en gecentreerd wordt. Voordat het werkstuk tussen de centers wordt geklemd, wordt eerst met behulp van een doorslag in het middenpunt van de beide voorvlakken ervan een trechtervormig groefje aangebracht. [N 33, 227; monogr.]
II-11
|
31926 |
centerboor |
centerboor:
sɛntǝrbǭr (Q111p Klimmen)
|
Boorijzer voor hout waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt die de boor leidt. Aan de ene zijde van deze punt bevindt zich een voorsnijder die het te boren gat afschrijft en uitsnijdt en aan de andere zijde een soort gutsje dat het hout binnen de afgeschreven omtrek uitschaaft. Vgl. afb. 74c. Zie ook het lemma ɛcenterboor, schijfboorɛ in Wld II.11, pag. 77-78. Het betreft daar een vergelijkbaar type boor dat gebruikt wordt om grote cirkelvormige gaten in metaal(plaat) aan te brengen.' [N 53, 163a; N G, 31d; monogr.]
II-12
|
31403 |
centerboor, schijfboor |
centerboor:
sɛntǝrbǭr (Q111p Klimmen)
|
Boorijzer waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt met daaromheen één of meer voorsnijders of beiteltjes. De centerboor wordt gebruikt om snel en zuiver grote, cirkelvormige gaten te vervaardigen en om schijven uit plaatmateriaal te boren. Zie ook afb. 112. [N 33, 126; N 33, 148; N 33, 145; monogr.]
II-11
|
31315 |
centerpons |
centerpons:
sɛntǝrpons (Q111p Klimmen)
|
Stalen stift met kegelvormige punt die dient om een uitholling in plaatmateriaal aan te brengen. De centerpons wordt vooral gebruikt om het middelpunt van een te boren gat aan te tekenen. Zie ook afb. 52. [N 33, 262; monogr.]
II-11
|
25313 |
centiare, maat van 1 m2 |
vierkante meter:
veerkante miëter (Q111p Klimmen)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 1 vierkante meter [centiare, centiaar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21539 |
centiem |
centiem:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
enne séntīēm (Q111p Klimmen)
|
koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20837 |
cervelaatworst |
cervelaatworst:
sérvelaatwooisj (Q111p Klimmen),
droogworst:
dreugwoorsj (Q111p Klimmen),
druegwoeësj (Q111p Klimmen),
drêûgwôôsj (Q111p Klimmen),
plokworst:
blokwoorsj (Q111p Klimmen),
blòkwôôsj (Q111p Klimmen)
|
cervelaatworst [N 06 (1960)] || droogworst [N 06 (1960)] || plokworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
(Fr. chagrin).
sjangering (Q111p Klimmen),
spijt:
sjpīēt (Q111p Klimmen),
verdriet:
verdreet (Q111p Klimmen)
|
chagrijn [SGV (1914)] || een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30645 |
chiquetteerkwast |
chiquetteur:
šikǝtø̜̄r (Q111p Klimmen),
marbelen kwast:
malǝbǝrǝ kwas (Q111p Klimmen
[(meervoud: malǝbǝrǝ kwɛs)]
),
pinsel om te marbelen:
pinzǝl om tǝ malǝbǝrǝ (Q111p Klimmen)
|
Kwast waarvan de haarbundel zich bij vulling met verf in punten scheidt. De kwast wordt gebuikt voor het chiquetteren, een techniek bij het marmerschilderen, bestaande in het aanbrengen van kleine vlekjes. [N 67, 39a]
II-9
|