e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een kuil graven een kuil graven: n koel grave (Klimmen) kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2
een lelijk gezicht trekken (een) schuw gezicht maken: en sjōēw gezich maake (Klimmen), een gezicht wie een oorworm: en geziech wie enne oorworrem (Klimmen), een nut gezicht trekken: e nött gezich trèkke (Klimmen), een schrouw gezicht trekken: e sjraw gezich trèkke (Klimmen) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een linnen zak met houten bodem om één of meer duiven in te dragen duivenbuidel: d’r doevebül (Klimmen) Hoe heet verder in Uw dialect: een linnen zak met houten bodem om één of meer duiven in te dragen (verouderd)? [N 93 (1983)] III-3-2
een motorgat maken (een) motorlok maken: mōtǝrlǭk mākǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), instokken: enštǫkǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een gleuf in de vloer of in de wand van een mijngang maken die groot genoeg is om er de motor van een schudgoot in te kunnen plaatsen; bij uitbreiding ook het plaatsen van de schudgootmotor in de betreffende gleuf. Zie ook het lemma Gleuf Voor Schudgootmotor. [N 95, 628] II-5
een muur opmetselen (een muur) vaardig maken: vē̜rdex mākǝ (Klimmen), doortrekken: duǝrtrękǝ (Klimmen), op hoogte brengen: op hyǝx˱dǝ breŋǝ (Klimmen), optrekken: ǫptrękǝ (Klimmen) Al metselend een muur laag na laag hoger maken. Een muur die zo werd opgetrokken werd in K 353 een 'muur in opbouw' ('mȳr en up˱bē̜jǝf') genoemd. Het resultaat was volgens een aantal invullers een 'volle muur' ('volǝ mȳr', K 353; 'volǝ myǝr', K 278; 'vǫlǝ mūr', Q 197, 197a; 'vol mūr' L 364). Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen de lemmata 'Metselen' en 'Muur'. [N 31, 27; N 31, 32b; monogr.] II-9
een muur uitloden afloden: āfluǝtǝ (Klimmen), uitloden: ūtlyǝ (Klimmen) De verticale stand van een muur of profiel controleren met behulp van een schietlood. [N 31, 10b] II-9
een muur voegen voegen: vōgǝ (Klimmen) De voegen tussen metselstenen met voegmortel opvullen. Voegwerk wordt doorgaans na het metselwerk uitgevoerd. De voegen worden daartoe met behulp van de voegkrabber ter diepte van 1,5 √† 2 cm uitgekrabd waarna de mortel vanaf een plankje door middel van een voegspijker in de voeg wordt gebracht. Voor de lintvoegen gebruikt men een lange voegspijker, voor de stootvoegen een korte. [N 32, 32; monogr.] II-9
een muur waterpassen uitwaterpassen: ūtwātǝrpasǝ (Klimmen), waterpassen: wātǝrpasǝ (Klimmen) De horizontale stand van een muur controleren met behulp van de waterpas. [N 31, 10c; monogr.] II-9
een paar schoenen een paar schoenen: e paar sjeun (Klimmen), e paar sjoon (Klimmen, ... ) schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3
een paar sokken een paar sokken: e paar zökke (Klimmen), n paar zökke (Klimmen) kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3