25089 |
afscheuren, afritsen |
afroetsen:
aafroetse (Q111p Klimmen),
afscheuren:
aafsjäöre (Q111p Klimmen),
aftrekken:
aaftrèkke (Q111p Klimmen)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27866 |
afschieten, ontsteken |
afdraaien:
āfdriǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma]),
schieten:
šētǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Zwartberg, Eisden])
|
De met springstof geladen schietgaten tot ontploffing brengen. [N 95, 412; monogr.; N 95, 442 add.]
II-5
|
30599 |
afschilderverf |
dekverf:
dɛq˲[verf] (Q111p Klimmen),
lak:
lak (Q111p Klimmen),
standoligverf:
štant˱ǭlex˲vęrǝf (Q111p Klimmen)
|
Algemene benaming voor verf waarmee wordt afgeschilderd. De verflaag die op deze wijze wordt verkregen, wordt in Q 71 'eindlaag' ('ęjntlǭx') genoemd. Bij buitenschilderwerk wordt als afschilderverf meestal glanzende loodwitverf maar ook wel Japanlak gebruikt, bij binnenschilderwerk daarentegen glanzende of matte zinkwitverf of Japanlak (Zwiers I, pag. 23). [N 67, 19a]
II-9
|
31341 |
afschrijflat, rij |
aanstrijplat:
āštrīplat (Q111p Klimmen)
|
IJzeren of stalen lat waarlangs men rechte lijnen aftekent op het plaatmateriaal. De stalen rij wordt ook gebruikt voor het controleren van de vlakheid van materialen. Zie ook afb. 73. [N 33, 263; N 64, 84; N 66, 3]
II-11
|
33485 |
afslaan, van noten |
houwen:
± WLD
houwe (Q111p Klimmen),
slaan:
+ WLD
sjlaon (Q111p Klimmen),
Veldeke
nuet sjlao (Q111p Klimmen)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|
27882 |
afslag |
afslag:
āfšlāx (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Hoop kool- of ertsbrokken, ontstaan door het schieten. [N 95, 451; N 95, 429; monogr.; Vwo 50]
II-5
|
28316 |
afsluiting van een remhelling |
valboom:
valbǫwm (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Afsluitboom aan de voet van een remhelling die dient om op hol geraakte wagens, die door de grote snelheid die zij kunnen ontwikkelen veel schade kunnen aanrichten, op te vangen. [N 95, 687; monogr.]
II-5
|
29753 |
afsmeren |
beklenen:
bǝklē̜nǝ (Q111p Klimmen),
klenen:
klē̜nǝ (Q111p Klimmen),
toesmeren:
tušmiǝrǝ (Q111p Klimmen)
|
De veldoven zonder muren aan de buitenzijde afsmeren met natte klei. [N 98, 116; monogr.]
II-8
|
27941 |
afstand tussen de ondersteuningen |
bouwafstand:
buwāfštant (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
De afstand in meters of centimeters tussen de ondersteuningen onderling. Door middel van schoren, welke tussen de ondersteuningen worden bevestigd, wordt deze afstand gehandhaafd. In de mijn van Zolder staan de ondersteuningen volgens de invuller uit K 361 op 80 cm van elkaar. [N 95, 369; monogr.]
II-5
|
22137 |
afstandskaart met coördinaten |
afstandsboekje:
’t aafsjtandsbaiksjke (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de afstandskaart met coördinaten? [N 93 (1983)]
III-3-2
|