28146 |
gereedschapsmagazijn |
gereedschapmagazijn:
gǝręjtšapmagazin (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Ruimte ondergronds waar het gereedschap aan de mijnwerkers wordt uitgereikt en na gebruik weer wordt opgeborgen. [N 95, 727]
II-5
|
28150 |
gereedschapsring |
geschierpin:
[geschier]pen (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Grote metalen ring waaraan het gereedschap dat voorzien is van een gat, kan worden geregen. De gereedschapsring kan met behulp van een hangslot worden afgesloten en wordt uitsluitend in pijlers gebruikt. Volgens invullers uit Q 121 en Q 121c was de "getuigpin" voorzien van een plaatje met daarop het nummer van de mijnwerker. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste woorddelen zie men het lemma Gereedschap. [N 95, 763; monogr.]
II-5
|
28148 |
gereedschapswerkplaats |
geschierschmiede:
gǝšiǝršmet (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale]),
werkplaats:
werkplātš (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Willem-Sophia])
|
Bovengrondse werkplaats waar gereedschap wordt hersteld. [N 95, 728]
II-5
|
25066 |
gering aantal, een paar |
enige:
innige (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
enkele:
inkele (Q111p Klimmen),
gering:
gering (Q111p Klimmen),
paar:
e paar (Q111p Klimmen),
paar (Q111p Klimmen)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20583 |
gerookte paling |
paling:
paaling (Q111p Klimmen)
|
panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gē̜š (Q111p Klimmen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
geruite kleed:
geroete kleid (Q111p Klimmen),
ruitenkleed:
roete kleid (Q111p Klimmen),
roete-kleid (Q111p Klimmen)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21893 |
geschenk |
cadeau (fr.):
e kado (Q111p Klimmen),
geschenk:
gesjink (Q111p Klimmen)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29829 |
geschifte steen |
halve strek:
hawvǝ štrek (Q111p Klimmen),
kletser:
klɛtšǝr (Q111p Klimmen)
|
Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.]
II-8
|
24154 |
geschreeuw van leeuweriken |
fluiten:
fluite (Q111p Klimmen),
schreeuwen:
sjrîêwe (Q111p Klimmen)
|
het geschreeuw van leeuweriken (kreeuwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|