24058 |
het heilig oliesel toedienen |
heilig oliesel geven:
t hèllig aoliesel gaeve (Q111p Klimmen),
heilig oliesel toedienen:
ut heilig oliesel toedene (Q111p Klimmen),
oliesel toedienen:
t aoliesel toedéne (Q111p Klimmen)
|
Het H. Oliesel toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32952 |
het hooi is binnen |
is in:
es˱ en (Q111p Klimmen)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
21972 |
het inzetten van duiven die jonger zijn dan 1 jaar |
jongenspel (zn.):
jónge-sjpieël (Q111p Klimmen)
|
Het inzetten van zowel mannelijke als vrouwelijke duiven die jonger zijn dan 1 jaar, nog ongepaard (natuurspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afhalen:
āfhǭlǝ (Q111p Klimmen)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
29651 |
het kleibed doornat maken |
aanmaken:
ānmākǝ (Q111p Klimmen),
de leem verzuipen:
dǝr lęjm vǝrzūpǝ (Q111p Klimmen),
nat maken:
nāt mākǝ (Q111p Klimmen)
|
In Q 83 werden met behulp van een lepelboor (lęp\lbu\r) gaten in de klei gemaakt. Vervolgens werd water op de klei gegooid dat door de gaten in de klei trok. Daardoor werd de grond vers (vi\s) en beter te bekneden (b\knē̜\). [N 98, 63; N 98, 68; monogr.]
II-8
|
29655 |
het kleibed met de voeten treden |
leem kneden:
lē̜jm knē̜ (Q111p Klimmen),
leem treden:
lęjm trē̜ (Q111p Klimmen)
|
[N 98, 67; monogr.]
II-8
|
29653 |
het kleibed omzetten |
mengen:
meŋǝ, męŋǝ (Q111p Klimmen)
|
[N 98, 65]
II-8
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ãftrę̄(ǝ) (Q111p Klimmen)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
19638 |
het licht aandoen |
aandoen:
aandoên (Q111p Klimmen),
aanmaken:
aanmaken (Q111p Klimmen),
het licht aanmaken:
⁄t leech aanmaken (Q111p Klimmen)
|
Wat zegt u tegen \'het licht aansteken\'? (aandoen, aanmaken, aandraaien) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
22112 |
het lossen uitstellen |
uitstellen:
oetsjtèlle (Q111p Klimmen)
|
het lossen uitstellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|