17920 |
knijpen |
knijpen:
kniepe (Q111p Klimmen),
pitsen:
pitsje (Q111p Klimmen)
|
Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18151 |
knikkebenen |
in de knie?n gaan:
in de knijje gaon (Q111p Klimmen)
|
lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
huif:
huuf (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
mit huuve sjeete (Q111p Klimmen),
meisje:
kleine stene knikker
meisjke (Q111p Klimmen)
|
Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] || Knikker. || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
met huiven schieten:
mit huuve sjeete (Q111p Klimmen)
|
Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
pot:
pot (Q111p Klimmen),
putje:
pøͅtjə (Q111p Klimmen)
|
Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22471 |
knikkers laten rollen |
schiebelen:
sjiebele (Q111p Klimmen)
|
Rollen met een licht rond voorwerp.
III-3-2
|
22820 |
knikkertermen |
huif-op:
huuf op (Q111p Klimmen),
klitsen:
klietsje (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
muren:
moere (Q111p Klimmen),
never schieten:
neuver sjeete (Q111p Klimmen),
nokken:
noekke (Q111p Klimmen),
ringschieten:
rink sjeete (Q111p Klimmen),
scha:
sja (Q111p Klimmen),
voor goed:
vueur good (Q111p Klimmen),
voor slecht:
vueur sjlech (Q111p Klimmen)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Spel met knikkers. || Vals spelen bij het knikkeren.
III-3-2
|
22847 |
knikkertermen: van meet af |
van kreis (du.):
va kreits (Q111p Klimmen),
va kreits goa (Q111p Klimmen)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
een oogje pitsen:
n uigsjke pitsje (Q111p Klimmen)
|
Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24187 |
knobbelzwaan |
wilde zwaan:
wil zjwaan (Q111p Klimmen),
zwaan:
zjwaan (Q111p Klimmen)
|
zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)]
III-4-1
|