e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korteafstandsvlucht vitessespel: vitesse-sjpieël (Klimmen) korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)] III-3-2
korteling korteling: kǫrtǝleŋ (Klimmen  [(id)]  ), metsknuppel: mɛtsknø̜pǝl (Klimmen  [(ɛ-knø̜pǝlǝɛ)]  ) Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.] II-9
korter maken afsnijden: aafsjnie-je (Klimmen), aafsjnieje (Klimmen) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kortwieken stoepen: stupǝ (Klimmen), wieken: wikǝ (Klimmen) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostbaar kostig: kösschig (Klimmen) veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1
kosten <wat is de prijs?>: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  wat is der prīēs (Klimmen), gelden: wat gèlle ze (Klimmen), wat gélle de baGGe allewiel (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  wat gelle (Klimmen), kosten: wat motte die koste (Klimmen), staan: wat sjtond de baGGe allewiel (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  wat sjtónt de bagke? (Klimmen) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] || Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: d`r köster (Klimmen), kuster (Klimmen), köster (Klimmen), kəstər (Klimmen) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] III-3-3
kosteres kosteres: `n kösteres (Klimmen), kusteres (Klimmen), kösteres (Klimmen) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kostganger kostganger: kosjgenger (Klimmen) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
kostschool internaat: internaat (Klimmen), kostschool: kossjoeël (Klimmen), kossjoël (Klimmen), pensionaat (<fr.): pensionaat (Klimmen), pensjenaat (Klimmen) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1