19268 |
aandringen |
aandringen:
aandringe (Q111p Klimmen)
|
met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21470 |
aangeven, verklikken |
aanbrengen:
aanbringe (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
aangeven:
aagaeve (Q111p Klimmen),
aangaeve (Q111p Klimmen),
aanschieten:
aansjiete (Q111p Klimmen),
verklappen:
verklappe (Q111p Klimmen),
verraden:
verrao (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29772 |
aangooien |
opsteken:
opštē̜kǝ (Q111p Klimmen)
|
Het opgooien van stro of riet door de helper van de dekker. [N F, 43]
II-9
|
27907 |
aanhangkap |
koppelkap:
kǫpǝlkap (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor verschillende typen metalen kappen die bij ondersteuning in pijlers toegepast worden. Er bestaan verschillende soorten pijlerkappen, zoals de Haarmannkap, de Gutehoffnungshüttekap en de Van Werschkap. Pijlerkappen kunnen los naast elkaar worden geplaatst, maar ze kunnen ook onderling met elkaar worden verbonden. Daarnaast zijn er kappen die aan de reeds bestaande kunnen worden bevestigd en tegen het dak rusten en dit voorlopig ondersteunen zonder dat er een stijl onder is geplaatst. Dit type kap wordt vooral toegepast in mechanische pijlers waar een stijlenvrij koolfront noodzakelijk is (MBK III pag. 92-93). [N 95, 609; N 95, 363]
II-5
|
19975 |
aanhitsen |
hissen:
Veldeke
hiesse (Q111p Klimmen),
kissen:
kiessje (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
ophitsen:
ophietse (Q111p Klimmen)
|
aanhitsen || Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] || ophitsen ve hond
III-2-1
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
beknuffelen:
beduimelen
beknoevele (Q111p Klimmen),
fiemelen:
fiemele (Q111p Klimmen),
fommelen:
foemele (Q111p Klimmen),
betekent meestal knuffelen
foemele (Q111p Klimmen),
handvollen:
hamfele (Q111p Klimmen),
knuffelen:
betekent meestal knuffelen
knoevele (Q111p Klimmen)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25243 |
aanhoudend regenen |
knoeien:
Nb. voor de regen vluchten, een droge plaats opzoeken = sjoele.
knôôje (Q111p Klimmen),
weet niet van ophouden:
wet neet van ophûûre (Q111p Klimmen),
zich aan de gang houden:
⁄t hilt zich aan de gang (Q111p Klimmen)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21707 |
aankondigingskastje |
uithangkastje:
oethangkéske (Q111p Klimmen)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27401 |
aankoppelen |
aankoppelen:
ākǫpǝlǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Wilhelmina])
|
Met behulp van een koppeling mijnwagens aan elkaar vastmaken. [N 95, 679; monogr.; Vwo 7; Vwo 8; Vwo 10; Vwo 11]
II-5
|
34182 |
aanmelken |
aantrekken:
āntrɛkǝ (Q111p Klimmen),
voormelken:
vȳǝrmɛlǝkǝ (Q111p Klimmen)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|