21479 |
punaise |
punaise (fr.):
penaes (Q111p Klimmen),
punaes (Q111p Klimmen)
|
een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27555 |
pungel |
knapzak:
knap˲zak (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Julia]),
kuilpungel:
kulpøŋǝl (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579]
II-5
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pønt (Q111p Klimmen)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
25014 |
punt, stip |
punt:
e punt (Q111p Klimmen),
punt (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
spikkel:
sjpikkel (Q111p Klimmen),
stip:
sjtip (Q111p Klimmen),
timp:
tump (Q111p Klimmen)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
31312 |
puntbeitel |
spitsbeitel:
špets˱bęjtǝl (Q111p Klimmen)
|
Puntige, smalle beitel, die wordt gebruikt bij het bewerken van harde metalen. [N 33, 111]
II-11
|
30646 |
puntchiquetteerkwast |
chiquetteur:
šikǝtø̜̄r (Q111p Klimmen)
|
Chiquetteerkwast waarvan het haar in afzonderlijke bundeltjes is verdeeld. Zie ook het lemma 'Chiquetteerkwast'. [N 67, 39b]
II-9
|
29959 |
punthamertje |
tegelhamer:
tēgǝlhāmǝr (Q111p Klimmen)
|
Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c]
II-9
|
30633 |
puntkwast |
opgebonden kwast:
ǫp˲gǝboŋǝ kwas (Q111p Klimmen),
puntkwast:
pøntkwas (Q111p Klimmen),
ronde kwast:
rǫnǝ kwas (Q111p Klimmen)
|
Kwast waarvan de haarbundel met touw om de steel is gebonden. [N 67, 30c]
II-9
|
18615 |
puntmuts |
puntmuts:
punt-mutsj (Q111p Klimmen),
puntmutsj (Q111p Klimmen),
tuit:
tuit (Q111p Klimmen),
tööt (Q111p Klimmen),
tuitel:
tūitel (Q111p Klimmen)
|
Hoge spitse muts. [N 25 (1964)] || muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] || puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purreper (Q111p Klimmen),
violet:
flèt (Q111p Klimmen),
violet (Q111p Klimmen)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|