e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
punaise punaise (fr.): penaes (Klimmen), punaes (Klimmen) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] III-3-1
pungel knapzak: knap˲zak (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Julia]), kuilpungel: kulpøŋǝl (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579] II-5
punt van het blad van de zeis punt: pønt (Klimmen) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
punt, stip punt: e punt (Klimmen), punt (Klimmen, ... ), spikkel: sjpikkel (Klimmen), stip: sjtip (Klimmen), timp: tump (Klimmen) een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt [SGV (1914)] III-4-4
puntbeitel spitsbeitel: špets˱bęjtǝl (Klimmen) Puntige, smalle beitel, die wordt gebruikt bij het bewerken van harde metalen. [N 33, 111] II-11
puntchiquetteerkwast chiquetteur: šikǝtø̜̄r (Klimmen) Chiquetteerkwast waarvan het haar in afzonderlijke bundeltjes is verdeeld. Zie ook het lemma 'Chiquetteerkwast'. [N 67, 39b] II-9
punthamertje tegelhamer: tēgǝlhāmǝr (Klimmen) Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c] II-9
puntkwast opgebonden kwast: ǫp˲gǝboŋǝ kwas (Klimmen), puntkwast: pøntkwas (Klimmen), ronde kwast: rǫnǝ kwas (Klimmen) Kwast waarvan de haarbundel met touw om de steel is gebonden. [N 67, 30c] II-9
puntmuts puntmuts: punt-mutsj (Klimmen), puntmutsj (Klimmen), tuit: tuit (Klimmen), tööt (Klimmen), tuitel: tūitel (Klimmen) Hoge spitse muts. [N 25 (1964)] || muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] || puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3
purper, paarsrood purper: purreper (Klimmen), violet: flèt (Klimmen), violet (Klimmen) de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)] III-4-4