e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitzetten uitzetten: ūtzętǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) In het ondergrondse gedeelte van de mijn de plaats aangeven waar een nieuwe verdieping, steengang, galerij, enz. moet worden aangelegd. [N 95,382; N 95,174; monogr.] II-5
unster pondel: mit eine pungel woage (Klimmen), pungel (Klimmen), wegen  pungel (Klimmen), ponder: afwegen van graan enz.  punjere (Klimmen) unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)] || Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
urine pis: pis (Klimmen, ... ), Note v.d. invuller:  d⁄r pis (Klimmen), water: waater (Klimmen), water (Klimmen, ... ), wāāter (Klimmen), ⁄t water (Klimmen), zeik: zeik (Klimmen, ... ), zēi̯k (Klimmen), zęi̯k (Klimmen) urine [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren aftappen: aaftappe (Klimmen), de aardappels aflaten: de èrpel aafloaten (Klimmen), de aardappels afschudden: de irpel aafsjödde (Klimmen), de kleine jong een handje geven: d`r kleine jong n hendje gève (Klimmen), krauwen: krawwe (Klimmen), krouwe (Klimmen), krouwwe (Klimmen), mijn zwager een hand geven: zie zjwager n hand gève (Klimmen), pissen: pisse (Klimmen, ... ), sassen: sasse (Klimmen), wateren: watere (Klimmen), zeiken: zeike (Klimmen, ... ), zē̜i̯kǝ (Klimmen), zęi̯kǝ (Klimmen), (= plat).  zeike (Klimmen) urineren [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
ursuline ursuline: de urzeliene (Klimmen), ein ursulien (Klimmen), ein urzelien (Klimmen) Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3
vaalbonte koe vale koe: vāl [koe] (Klimmen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11
vaan, maat van 4 à 5 liter bier vaan: 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  vaan (Klimmen) vaan, oude biermaat [N 91 (1982)] III-4-4
vaandel drapeau (fr.): drappo (Klimmen), vaan: vaan (Klimmen) De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaandeldrager vanendrager: vanedraeger (Klimmen) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaars jarig rind: jōrex rent (Klimmen), vaars: vē̜š (Klimmen), vɛš (Klimmen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11