21663 |
wbd: verkopen voor |
kunnen hebben voor:
vûûr déé pries kins-te ’t höbbe (Q111p Klimmen),
laten:
vûûr déé pries laot ich ze Uch (Q111p Klimmen),
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
laote (Q111p Klimmen),
laten gaan:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
laote gao (Q111p Klimmen),
voor die prijs is het van dich:
vûûr déé pries is ’t van dich (Q111p Klimmen)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20542 |
wecken |
inkoken:
i-kaoke (Q111p Klimmen),
inmaken:
i-make (Q111p Klimmen),
imaakə (Q111p Klimmen),
inwecken:
i-wècke (Q111p Klimmen)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22860 |
weddenschap |
weddingschap:
wɛdiŋsjap (Q111p Klimmen)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
21906 |
wedstrijdduif |
reisduif:
reisdoef (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet de duif of duivesoort die voor het spel gebruikt wordt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22022 |
wedstrijdduif: janssen-arendonk |
sprint:
(Janssen-Arendonk).
sprint (Q111p Klimmen)
|
Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
widvrouw:
widvrouw (Q111p Klimmen)
|
weduwe [SGV (1914)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
widman:
widman (Q111p Klimmen)
|
weduwnaar [SGV (1914)]
III-2-2
|
21973 |
weduwschapsspel |
weduwschapsspel:
weduwsjap-sjpieël (Q111p Klimmen)
|
Bij gepaarde duiven, even voor het inkorven, wordt aan de in te korven duif de partner getoond (weduwschapspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
29145 |
weefkamer |
keuken:
kȳǝkǝ (Q111p Klimmen),
nere:
nē̜rǝ (Q111p Klimmen)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
sjtoof (Q111p Klimmen),
sjtooɛ̄f (Q111p Klimmen)
|
stof (étoffe) [SGV (1914)]
III-1-3
|