27966 |
breken, doorbreken |
breken:
brē̜kǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Gezegd van ondersteuningen en met name de kap ervan. Ondersteuningen kunnen breken als gevolg van de druk in het gesteente. [N 95, 355; monogr.]
II-5
|
24475 |
brem |
ginster:
Veldeke gele brem
ginster (Q111p Klimmen),
haantjes:
Veldeke gele brem
haentjes (Q111p Klimmen)
|
gele brem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
bringe (Q111p Klimmen)
|
brengen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
help:
helpe (Q111p Klimmen),
hélleppe (Q111p Klimmen)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
brueuk (Q111p Klimmen)
|
breuk [SGV (1914)]
III-1-2
|
28076 |
breuklijn |
breuklijn:
bryǝklęjn (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.]
II-5
|
28075 |
breukpand |
oude:
awǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
oude man:
awǝ man (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
Het pand waar de ondersteuning wordt geroofd met als doel het dak te laten instorten. De invuller uit Q 21 merkt over de opgaven "roofpand" en "vulling" het volgende op: voordat de nachtdienst de transportmiddelen, de lucht- en waterleidingen en de verlichting verplaatst had naar het nieuwe pand en het oude pand had geroofd, sprak men van het "roofpand", dit in tegenstelling tot het nieuwe pand dat het "koolpand" werd genoemd. Als de dagdienst begon, gebruikte men de term "roofpand" niet meer maar werd over de "vulling" gesproken. [N 95A, 14; monogr.; Vwo 198; Vwo 730]
II-5
|
28074 |
breukpijler |
breukpijler:
bryǝkpęjlǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II]),
brokstreb:
bruxštrēp (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt gevuld door het beheerst laten instorten van het dakgesteente. Dit wordt bereikt door in dit deel van de pijler de ondersteuningen weg te nemen (zie ook het lemma Roven). [N 95, 361; N 95, 578; monogr.; N 95, 545]
II-5
|
28077 |
breukstijl |
breukstijl:
brȳǝkštil (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma]),
brokstijl:
bruxštil (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Starre stijl die in breukpijlers wordt gebruikt om een breuklijn tot stand te brengen. De breukstijl is door de betere en snellere verplaatsbaarheid de vervanger van de bok. Zie ook het lemma Bok. G.H.H. in het woordtype "G.H.H.-stijl" (Q 121) is een afkorting voor Gutehoffnungshütte, de fabrikant van dit type stijl. [N 95, 584; N 95, 360; N 95, 566; monogr.]
II-5
|
23316 |
brevier |
brevier (<lat.):
breveer (Q111p Klimmen)
|
brevier [SGV (1914)]
III-3-3
|