e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kegelspel add. zomer: B.v. op den zummer na is de pot uit. Geh. Coursel. (t Daghet in den Oosten X, 182)  zoomer (Koersel) Die t laatste werpt in t kegelspel om te zien wie den pot heeft. III-3-2
kelder keller: ke̝ͅlər (Koersel) kelder [RND] III-2-1
kelk kelk: puntje onder de e  ən kĕlk (Koersel) Een kelk. [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
kerel kadee: kade. (Koersel), mens: mensch (Koersel) Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND] III-3-1
keren (de paarden) doen draaien: duu̯n drɛ̄ ̝n (Koersel), omzetten: omzetten (Koersel) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] || Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] I-1, II-7
kerk kerk: keͅrk (Koersel), ən hūg keͅrk (Koersel) Een hoge kerk. [ZND A2 (1940sq)] || Een kerk. [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
kermis kermis: kɛrəmis (Koersel), mergen es `t kerremis (Koersel), mörgen es `t kermes (Koersel) kermis [RND] || Morgen is het kermis. [ZND 39 (1942)] III-3-2
kermistent barak: barak (Koersel, ... ) Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)] III-3-2
kern kern: kyǝn (Koersel) Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15] I-11
kersenpannenkoek kersenkoek: Syst. Frings  kɛrsəkok (Koersel) Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)] III-2-3