e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kloostermop waalvorm: walvorm (Koersel) Oude gebakken metselsteen, groter dan de normale baksteen. Coopman (pag. 65) noemt deze steensoort ɛreuzenmopɛ en merkt erover op: ø̄̄werden vroeger in N.-Nederl. gebakken voor groote gebouwen. Heden niet meer. In vorige eeuwen waren zij 30, soms 40 duim lang. - In Vlaanderen noemde men en noemt men heden nog dergelijke maar kleinere steenen ɛkloostermoefenɛ.ø̄̄' [N 30, 53a; monogr.] II-8
kloosterorde orde: orde (Koersel), ən streng ordə (Koersel) Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)] III-3-3
kloven kloven: kløvn (Koersel, ... ) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
klucht klucht: ən kløxt (Koersel) Een klucht. [ZND A1 (1940sq)] III-3-2
knabbelen knabbelen: knabəln (Koersel), knabələ (Koersel) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knecht knecht: nə kneͅxt (Koersel) een knecht [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
kneu heiknijper: heiknijper (Koersel) kneu III-4-1
kneuzen blutsen: blutsen (Koersel) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knevels haakjes: hø̜kskǝs (Koersel) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: kne.j (Koersel), kneͅij (Koersel, ... ) knie [N 10b (1961)], [RND] III-1-1