e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nek nek: neͅk (Koersel, ... ), nęk (Koersel) nek [N 10b (1961)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
nemen, pakken nemen: nemen (Koersel), nemə (Koersel), pakken: pakə (Koersel) nemen [ZND 25 (1937)], [ZND m] || pakken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
nerf van de weide groes: grūu̯s (Koersel) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
netborstel smeerborstel: smērbǫrstǝl (Koersel) Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.] II-1
netvloeistof zalfsel: zalfsǝl (Koersel) Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.] II-1
neus (spotnamen) domphoren: dōͅmphōrn (Koersel), gevel: gejəvəl (Koersel), goeie gĕivel (Koersel), goeie gèvel (Koersel), snuit: snööt (Koersel) een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neusgaten neuskotten: nøskōtər (Koersel, ... ) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusriem riem: rīm (Koersel) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10
neusvleugel neusvleugel: nøsvløgəl (Koersel, ... ) neusvleugel [N 10b (1961)] III-1-1
nier nier: nīR (Koersel), nīər (Koersel, ... ) een nier [ZND A2 (1940sq)] || nier [N 10 (1961)] III-1-1