id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21548 | openbare verkoop | koopdag: kupdag (Koersel) | Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)] III-3-1 |
20717 | opgewarmde koffie | warmgemaakte koffie: Syst. Frings wɛrmgəmak˂də koͅfi (Koersel) | Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
22402 | opgooien (tossen) | tossen: tossen (Koersel) | Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
22016 | opleren | oplaten: opleuten (Koersel) | Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: jonge duiven (een paar kilometer van het hok) wegbrengen, om ze te leren [N 93 (1983)] III-3-2 |
21275 | opmaken | opdoen: gɛ.lt opdu.en (Koersel) | geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1 |
33925 | opmaken van staart en manen | opdoen: ǫpduu̯n (Koersel), opmaken: ǫpmākǝ (Koersel) | In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9 |
19235 | opnieuw beginnen | opnieuw beginnen: opnief beginnə (Koersel), opternieuw beginnen: oppernieuw beginnen (Koersel), vanher beginnen: van her beginnen (Koersel), vanhei-r beginnen (Koersel) | opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)] III-1-4 |
32928 | opper | grote opper: grūtǝ(n) ǫpǝr (Koersel), opper: ǫpǝr (Koersel) | De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3 |
18030 | oprispen | rupselen: røpsəln (Koersel), røpsələ (?) (Koersel) | oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2 |
25480 | opslagplaats voor brood | broodskamer: brūtskāmǝr (Koersel) | Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e] II-1 |