e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaars vaars: vɛ̄ǝrs (Koersel) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vader vader: vaodər (Koersel) vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
vagina, geslachtsorgaan van de merrie vazel: vǭ.zǝl (Koersel) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
valdeur aan duiventil spoetnik: spoetnik (Koersel) Hoe heet de inrichting waardoor de duiven wel het hok binnen kunnen maar niet eruit, of omgekeerd? [N 93 (1983)] III-3-2
vallen vallen: vallen (Koersel) vallen [ZND 46 (1946)] III-1-2
vals spel brodden: brodden (Koersel, ... ) Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals spelen foefelen: foefelen (Koersel), foetelen: foetelen (Koersel) Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
van hoge afkomst van groot volk: van grôet volk (Koersel), van hoge afkomst: van hoeg afkoomst (Koersel) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van veren wisselen ruiven: rø̜u̯vǝn (Koersel) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vangə (Koersel), vaŋə (Koersel) vangen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2