e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weersgesteldheid weer: weər (Koersel) weer (znw) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
weerstand biedend sterk van bakkes: stɛrǝk va bakǝs (Koersel) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9
weg weg: jan he nə di.kə stok obə wiech zin ligə (Koersel), nə weig, twi weig (Koersel), wēͅəg (Koersel), wî.əx (Koersel) een weg [ZND A1 (1940sq)] || een weg, twee wegen [ZND A2 (1940sq)] || Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen [ZND 46 (1946)] || weg [RND] III-3-1
wei kaaswei: kēǝswęi̯ (Koersel), kaasweik: kēswęi̯k (Koersel), wei: wē̜ (Koersel), (Koersel), węi̯ (Koersel), wɛ̄ (Koersel) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weinig voederen scherp voederen: scherp vöieren (Koersel) Hoe heet verder in Uw dialect: weinig voederen? [N 93 (1983)] III-3-2
welig, gelp goed: guu̯t (Koersel) Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.] I-4
wendakkerhoeken verloren hoek: vǝrlōrǝn hok (Koersel) Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1] I-1
wenkbrauw wenkbrauw: wenkbrōjen (Koersel) dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)] III-1-1
wennen aan een ander hok overwennen: euverwennen (Koersel) Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: het wennen aan hok en omgeving van een duif die naar een ander hok verhuist [N 93 (1983)] III-3-2
wensen (niet in wbd 1.4) wensen: wĕnsə (Koersel) wensen [ZND A1 (1940sq)] III-1-4