e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stɛ̄r (Koersel) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Koersel) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kaas, wrongel platte kaas: Syst. Frings  platə kɛ̄i̯əs (Koersel) Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte klaver, steenklaver steenklaver: stīn[klaver] (Koersel), witte klaver: wetǝ [klaver] (Koersel) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool witte kool: wetə kyəl (Koersel) [Goossens 1b (1960)] I-7
witte kwikstaart akkermannetje: akərmɛnəkə (Koersel), kwikstaart: kwikstert (Koersel), kwikstèrt (Koersel), kwikstaartje: kwiksteirtje (Koersel) kwikstaart [N P (1966)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart (witte) III-4-1
woest, onachtzaam lopen lopen zonder verstand: lupn zoͅnər vərstant (Koersel), lupə zonər vərstant (Koersel) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wol wol: wǫl (Koersel) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7
wolfsgebit, gebroken gebit watertoom: wǭtǝrtūm (Koersel) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wolk alg. wolk: woͅlk (Koersel) wolk [ZND A1 (1940sq)] III-4-4