24472 |
boom (alg.) |
boom:
buəm (K359p Koersel)
|
boom [RND]
III-4-3
|
22339 |
boomvruchten stelen |
pikken:
pikken (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34565 |
boomwagen |
nuts:
nøts (K359p Koersel)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bunǝ (K359p Koersel),
boon:
bun (K359p Koersel)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
33814 |
boosaardig paard |
vuil paard:
vø̜̄i̯l pēǝt (K359p Koersel)
|
Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o]
I-9
|
21178 |
boot(je) |
scheepje:
scheepke (K359p Koersel)
|
een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
telloor:
talyər (K359p Koersel),
teͅly(3)̄r (K359p Koersel),
təly(3)̄r (K359p Koersel)
|
bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrst (K359p Koersel)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
17578 |
borstelig haar |
stekelhaar:
stikelhōͅər (K359p Koersel),
stikəlhōͅər (K359p Koersel)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
boRst (K359p Koersel)
|
een borst [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|