20735 |
aardbeienvlaai |
aardberenvlaai:
Syst. Frings
ɛ̄i̯ərbērəvlōͅi̯ (K359p Koersel)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24922 |
aarde, grond |
aarde:
ɛər (K359p Koersel)
|
aarde [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
29574 |
aarden pot |
stenen pot:
stęjnǝ pǫt (K359p Koersel)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
17653 |
aars |
gat:
gat (K359p Koersel)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]
I-9
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
aozen (K359p Koersel),
aoəzə (K359p Koersel),
heerten aos (K359p Koersel),
härtən őəs (K359p Koersel)
|
Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)]
III-3-2
|
19009 |
abuis |
mis:
g` zèt mis (K359p Koersel),
Deftig.
gə zät mes (K359p Koersel),
ook materiaal znd 19a,6
ge zät mes (K359p Koersel),
g’zŋt mis (K359p Koersel)
|
abuis [ZND 01 (1922)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)]
III-1-4
|
32962 |
achtergebleven hooi harken |
schoonscharren:
sxūnsxārǝn (K359p Koersel)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (K359p Koersel)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33789 |
achterhand van het paard |
(het) achterste:
axtǝrstǝ (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|
17572 |
achterhoofd |
vanachter op de kop:
vanachtər op zənə koͅp (K359p Koersel)
|
achterhoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|