e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardbeienvlaai aardberenvlaai: Syst. Frings  ɛ̄i̯ərbērəvlōͅi̯ (Koersel) Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)] III-2-3
aarde, grond aarde: ɛər (Koersel) aarde [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
aarden pot stenen pot: stęjnǝ pǫt (Koersel) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aars gat: gat (Koersel) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35] I-9
aas in het kaartspel aas: aozen (Koersel), aoəzə (Koersel), heerten aos (Koersel), härtən őəs (Koersel) Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] III-3-2
abuis mis: g` zèt mis (Koersel), Deftig.  gə zät mes (Koersel), ook materiaal znd 19a,6  ge zät mes (Koersel), g’zŋt mis (Koersel) abuis [ZND 01 (1922)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
achtergebleven hooi harken schoonscharren: sxūnsxārǝn (Koersel) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Koersel) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard (het) achterste: axtǝrstǝ (Koersel, ... ) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterhoofd vanachter op de kop: vanachtər op zənə koͅp (Koersel) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1