32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
scheien:
sxē̜ǝn (K359p Koersel)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
afstrepen:
afstrijpe (K359p Koersel),
ezelen:
ezelen (K359p Koersel)
|
Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
ezel:
wat nen ezel (K359p Koersel)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
opneemvod:
opnimvod (K359p Koersel)
|
Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)]
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
doen doen:
dūn dūn (K359p Koersel)
|
dwingen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
mijn vrouw
men vro (K359p Koersel),
vrouwmens:
zijn vrouw
zeh vromes (K359p Koersel)
|
vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
21313 |
eed |
eed:
ie[ə}d (K359p Koersel)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
weer:
wier (K359p Koersel),
wieren in z`n hâân (K359p Koersel)
|
een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] || Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
22483 |
een april |
een april:
1-apr (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20505 |
een borrel drinken |
een druppeltje pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
’n druppelke pakken (K359p Koersel)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|