e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterknie vars: vars (Koersel) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achterste keerstrook achterste eind: axtǝrstǝ [eind] (Koersel) De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5] I-1
achteruit achter: axt(r) (Koersel), achteruit: axtǝrø̜̄t (Koersel) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruitgaan achteruitgaan: achteroetgooën (Koersel), achterut g`n (Koersel), opzij gaan: op zij g`n (Koersel), teruggaan: hup terug g`n (Koersel) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achteruittrappen slaan: slø̜n (Koersel) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterste schoft: ɛxtǝrstǝ sxǫft (Koersel) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
adamsappel adamsappel: adamsapəl (Koersel, ... ) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adem asem: ich kos mēͅnə əsəm nəme krijgə (Koersel) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ademen asem krijgen: ich kos mēͅnə əsəm nəme krijgə (Koersel), asemen: ich kos nij øsemen (Koersel), ich kos nə me əsəmə (Koersel) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: de aoderĕn van z`n veurhujĕt (Koersel), də oərə van zən vørhyət (Koersel), n`n aoder opĕsnijen (Koersel), əm oͅər opə snijə (Koersel) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1