| 20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepensionneerd (K359p Koersel)
|
gepensionneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
| 34057 |
geprimeerde stier |
prijsvar:
prɛ̄.svē̜r (K359p Koersel)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
| 18939 |
gereed |
klaar:
kloͅyr (K359p Koersel),
vaardig:
ve͂ͅrəx (K359p Koersel)
|
klaar [ZND A2 (1940sq)] || vaardig [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
| 21595 |
geschiedenis |
iet:
ïjt vertēllen (K359p Koersel),
vertellinkje:
ê vertellingske vertellen (K359p Koersel)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
| 34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (K359p Koersel)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
| 34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛ.rǝx (K359p Koersel),
bɛrx (K359p Koersel)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
| 33761 |
gespeend veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (K359p Koersel)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
| 22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
munt (K359p Koersel)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 18828 |
getob; tobben |
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gemertel (K359p Koersel),
gesukkel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gesokkel (K359p Koersel)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwd vrouwmens:
gətròwt frŏĕmməs (K359p Koersel),
wijf:
wééf (K359p Koersel)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|