21972 |
het inzetten van duiven die jonger zijn dan 1 jaar |
op hun plankje vliegen:
ze vliegen op hun plengske (K359p Koersel)
|
Het inzetten van zowel mannelijke als vrouwelijke duiven die jonger zijn dan 1 jaar, nog ongepaard (natuurspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ãftrę̄i̯ǝn (K359p Koersel),
ā.ftrēǝn (K359p Koersel)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
22002 |
het neerstrijken van de duif |
vallen:
vallen (K359p Koersel)
|
Hoe zegt men: het neerstrijken van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lē̜n (K359p Koersel)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dobbel kordeel:
dǫbǝl kǝrdiǝl (K359p Koersel),
dobbele lijn:
dǫbǝl lęn (K359p Koersel),
met een dobbele lijn leiden:
mē ǝn dǫbǝl lē̜i̯n lē̜n (K359p Koersel)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|
34006 |
het paard met een enkele lijn leiden |
enkele kordeel:
ę.ŋkǝl kǝrdiǝl (K359p Koersel),
met een enkele lijn leiden:
mē ǝn eŋkǝl lē̜i̯n lē̜n (K359p Koersel)
|
Het paard mennen met een lijn die uit twee delen bestaat, één dat via de rug van het paard de twee uiteinden van het gebit verbindt (cf. lemma Loenje), en een enkele lijn die aan het achterste einde van de eerste bevestigd is (cf. lemma Kordeel, Hotlijn). Die enkele lijn, het kordeel, houdt de voerman in de hand. Om het paard links te doen afslaan, houdt hij die strak gespannen; om het rechts te doen afzwenken, trekt hij met kleine schokjes (stuiklijn). Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [JG 1b; N 8, 101a; N 13, 29; monogr.]
I-10
|
33921 |
het paard wennen aan tuig en arbeid |
doen wennen:
dun wɛnǝ (K359p Koersel)
|
[N 8, 99]
I-9
|
25557 |
het voorrijzen in de trog |
beslaan:
bǝsløn (K359p Koersel)
|
Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (± 50 kg). De gist (± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a]
II-1
|
19415 |
het vuur doven |
uitdoen:
uitdoen (K359p Koersel),
uitdowen (K359p Koersel)
|
de kachel dooven [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
stamp mee appels:
Syst. Frings
stomp me apəls (K359p Koersel)
|
Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|