23637 |
schietgebedjes doen |
schietgebedjes doen:
schietgebedjes doen (L432a Koningsbosch)
|
Schietgebedjes doen [kreppelen?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23913 |
schijnheilig |
schijnheilig:
schienheilig (L432a Koningsbosch)
|
Schijnheilig [schienhèllig]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
26502 |
schoen |
schudder:
schudder (L432a Koningsbosch)
|
Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19]
II-3
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
sjūn (L432a Koningsbosch)
|
Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
sjûundochtər (L432a Koningsbosch)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
sjûunmôodər (L432a Koningsbosch)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20351 |
schoonouders |
schoonouders:
sjûunouwəsj (L432a Koningsbosch)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20150 |
schoonvader |
schoonvader:
sjûunvaadər (L432a Koningsbosch)
|
schoonvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20353 |
schoonzoon |
schoonzoon:
sjûunzûun (L432a Koningsbosch)
|
schoonzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20263 |
schoonzuster |
schoonzuster:
sjûunzüstər (L432a Koningsbosch),
zwegerse:
sjweegəsjə (L432a Koningsbosch)
|
schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|