23339 |
zonde |
zonde:
zunj (L432a Koningsbosch)
|
Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20189 |
zoon |
jong:
jong (L432a Koningsbosch),
zoon:
zûun (L432a Koningsbosch)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20826 |
zout |
zout:
zāūt (L432a Koningsbosch)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
21072 |
zuigen |
opzuiken:
opzōēke (L432a Koningsbosch)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
20336 |
zuster |
begijn:
begien (L432a Koningsbosch),
zuster:
züster (L432a Koningsbosch)
|
Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)]
III-2-2, III-3-3
|
24101 |
zusters penitenten |
grijze begijnen:
gries begiene (L432a Koningsbosch)
|
De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20626 |
zuurdeeg |
zuurdeeg:
zurdēx (L432a Koningsbosch)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
25555 |
zuurdeeg maken |
zuurdeeg aanzetten:
zurdex ānzɛtǝ (L432a Koningsbosch)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|
23561 |
zwaaien met het wierookvat |
zwaaien:
sjweijen (L432a Koningsbosch)
|
(met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20355 |
zwager |
schoonbroer:
sjûunbroor (L432a Koningsbosch),
zwager:
sjwaogər (L432a Koningsbosch)
|
zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|