25649 |
braak |
braakkluppel:
brākklø̜pǝl (L432a Koningsbosch)
|
Werktuig voor het braken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 265 wordt er een gat in de werkbank gemaakt waarin een vierkant ijzer dat rond uitloopt, wordt vastgeschroefd. Via een hefboombeweging wordt dan het deeg gekneed. De informant van K 359 spreekt van een "houten blok waarop een ijzeren lat, ± 1m lang, scharnierde". Zie afb. 24. [N 29, 89b; N 29, 89a; monogr.]
II-1
|
18034 |
braken |
braken:
braken (L432a Koningsbosch)
|
Braken of breken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 292 worden, als het deeg klaar is na een maand liggen, werkende stoffen o.a. honing, potas en ammoniak met koolzuur in het deeg gebracht. Het deeg wordt dan met de braak gekneed en omgegooid. De ligperiode van het deeg vooraf kan variëren van een paar dagen (Q 112) tot een halfjaar (Q 198b) of zelfs een jaar (L 271). Het deeg moet eigenlijk verstorven zijn. [N 29, 89a; monogr.]
II-1
|
19635 |
brandhout |
hout:
hoot (L432a Koningsbosch)
|
Hoe noemt u het brandhout voor de kachel? (brandhout, stoofhout, kapittelhout) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
23442 |
brandkast in de sacristie |
brandkast:
brandkast (L432a Koningsbosch)
|
De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broek:
bruk (L432a Koningsbosch)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
broeder (L432a Koningsbosch)
|
Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23228 |
broeder-onderwijzer |
broeder:
broeder (L432a Koningsbosch),
frater (lat.):
frater (L432a Koningsbosch)
|
Een broeder onderwijzer, frater [fra, sjefra]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24115 |
broederschap van de heilige kindsheid |
heilige kindsheid:
Hèllige Kinsheid (L432a Koningsbosch)
|
De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
bŏks (L432a Koningsbosch),
hae heel zien boks op mit ene laere reem (L432a Koningsbosch)
|
Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24913 |
broekland, moeras |
broek:
brōōk (L432a Koningsbosch),
zomp:
sŏmp (L432a Koningsbosch)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|