18309 |
broeksriem |
riem:
hae heel zien boks op mit ene laere reem (L432a Koningsbosch)
|
Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broor (L432a Koningsbosch),
brōōr (L432a Koningsbosch)
|
broeder [DC 05 (1937)] || broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20769 |
brood |
brood:
brŭət (L432a Koningsbosch)
|
brood [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
25623 |
brood met gaten in de kruim |
uitgejaagd brood:
utgǝjāgd brōt (L432a Koningsbosch)
|
Wanneer de grondstoffen niet gelijkmatig over het deeg verdeeld zijn, kan dit zich wreken in de structuur van de kruim van het gebakken brood. Als de gist niet goed fijngemaakt is, kunnen er grote gaten in de kruim ontstaan (Schoep blz. 125). De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69a luidde: "Hoe noemt u brood met gaten in de kruin?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' (= "binnenste van het brood") moest zijn heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Men had immers ''kruin'' de betekenis "korst" kunnen geven (zie wbd ii afl. 1 blz. 126 in de vertaling) maar uit de antwoorden blijkt dat geenszins. In het lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor.' [N 29, 69a; N 29, 69b]
II-1
|
25593 |
brood netten |
netten:
nętǝ (L432a Koningsbosch)
|
Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
25613 |
brood uit de oven halen |
uitschieten:
ūtsxētǝ (L432a Koningsbosch)
|
Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.]
II-1
|
25616 |
brood uit het blik of van de plaat halen |
uit de plaat (platen) doen:
ūt dǝ plātǝ dōn (L432a Koningsbosch)
|
Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52]
II-1
|
20710 |
broodje |
kadetje:
kadetjes (L432a Koningsbosch)
|
verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25655 |
broodkar |
broodwagen:
brutwāgǝ (L432a Koningsbosch)
|
Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.]
II-1
|
25493 |
broodkorst |
korstje:
kuǝškǝs (L432a Koningsbosch)
|
De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.]
II-1
|