e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speculaasplank speculaasplank: spekylāsplaŋk (Koningsbosch) De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;] II-1
spelen (alg.) spelen: sjpiele (Koningsbosch) Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] III-3-2
splijtkool splijtkool: -  splijtkool (Koningsbosch) I-7
spreekwoord spreekwoord: sjpreëkwoord (Koningsbosch) Noem het (dialect)woord voor: een uitspraak zoals: "oost, west, thuis, best"? [spreekwoord] [N 102 (1998)] III-3-1
spreeuw spreeuw: sjprīə (Koningsbosch) Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] III-4-1
spreken, praten kallen: kallə (Koningsbosch, ... ), spreken: schprêkə (Koningsbosch) praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)] III-3-1
sprenkelen met de wijwaterkwast de zengen geven: de zèènge geve (Koningsbosch) Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)] III-3-3
sprinkhaan sprinkhaan: sjprĭnkhaan (Koningsbosch) sprinkhaan [DC 07 (1939)] III-4-2
staakijzer van de windmolen staakijzer: štākīzǝr (Koningsbosch) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3
staan staan: schtaon (Koningsbosch) staan [DC 02 (1932)] III-1-2